De klant van de architect?

Onlangs waren wij een week op het prachtige eiland M. Ver ten zuiden van ons land, mooi weer. We logeerden in een fijn hotel. De korte vakantie was erg geslaagd. In alle rust lieten we het eiland op ons inwerken. Mooie natuur, prettige mensen, veel te bewonderen.

Al snel viel ons de grote leegte op in ons hotel. Vooral omdat het nogal een fors hotel was, sprong de leegte in het oog. Fraaie in elkaar overlopende lounges, ik telde bijna vierhonderd stoelen, waar niemand was. Terwijl het hotel geheel was volgeboekt. Ook het enorme restaurant was vaal vrijwel leeg. Vriendelijk en deskundig personeel, een uitstekende keuken, maar toch. Aan de bars zat geen kip. Alleen buiten was het soms ietwat bezet, op een zichtbaar geïmproviseerd, wat rommelig, maar wel gezellig, terras.

Dat was vast de oorzaak: het hotel was verder prachtig, maar ongezellig. In de gigantische lounges waren de fauteuils strak in het gelid gezet, op een afstand van elkaar die een gesprek bijna onmogelijk maakte.

Navraag leerde dat het hotel was ontworpen door een wereldvermaarde zuidamerikaanse architect. Deze O.N. had gedecreteerd dat er niets aan uiterlijk of inrichting van het hotel mocht worden veranderd, dan na toestemming van hem, of zijn opvolgers. Tja.

Dus zit men daar met een hotel dat heel stijlzuiver de zeventiger jaren weerspiegelt. Veel donkerbruin, donkerrood, donkergrijs. Grote somberte. Een metershoge en –brede glaswand in het restaurant, met onbelemmerd zicht op de zon. Zonwering is verboden, dus is het restaurant zodra de zon schijnt grotendeels leeg. Het is er dan niet te harden, niemand wil eten in een broeikas. Zowel de directe klant, het hotel, als de indirecte klant, de gast, gaat gebukt onder de rigide architectuur. Gelukkig kennen we in ons land in de bouw dergelijke minachting voor de klant niet. Toch?