Porders. Je hoort er weinig meer van. Toch was hun beroep ooit van belang. Elke stad, elk dorp had porders. Die had men ook hard nodig. Leven zonder leek ondenkbaar. Vooral de porders zelf waren overtuigd van hun eeuwigdurend bestaansrecht. Men kon zich geen wereld zonder porders voorstellen. Toch hoor je nog maar zelden dat iemand dat fraaie vak noemt, als antwoord op de vraag naar zijn of haar beroep. Het vak is volstrekt uitgestorven. Wie had dat verwacht?
Porders hadden ooit een tamelijk forse verantwoordelijkheid. Ze porden (letterlijk) hun klanten wakker. Ze oefenden dat vak uit in de tijd dat er in de huizen van werkende mensen nog geen klokken waren. Laat staan wekkers. Destijds moest men op tijd opstaan, zonder inpandige hulpmiddelen om die tijd te weten. Gelukkig waren er nijvere lieden, die bereid waren om je tegen vergoeding ’s morgens wakker te komen porren. Met een loper, ook een mooi, vrijwel uitgestorven begrip, kwamen ze tijdig het huis van hun klant binnen. Ze kwamen naar het bed van de te porren klant, maakten (porden) die wakker en vervolgden hun tocht, op naar de volgende.
Een vak met zekerheid, ook voor de toekomst. Dacht men. Wist men zeker. Wie kon voorzien dat iedereen meerdere klokken in huis zou gaan krijgen? En wekkers? Zo stierf dit nobele vak rap uit. Zoals nu het vak van postbode zal uitsterven, als niemand meer brieven gaat versturen. Het lijkt aantrekkelijk het evident uitsterven van een vak te ontkennen, maar erkennen leidt sneller tot adequaat reageren, tot het wijzigen van de koers.
Mogelijk is het voor de bouwers die nog denken dat business as usual ooit nog terug zal komen een idee om zich eens te verdiepen in de neergaande ontwikkeling van het vak van porder. Of lantarenopsteker. Of bouwer, die werk “krijgt”.