Er doen zich allerlei ontwikkelingen voor in woningbouwverenigingsland. Sinds jaar en dag was het daar een alom geaccepteerd gebruik om trouwe klanten zwaar te frustreren. Niet willens en wetens met die bedoeling, maar doorgaans wel met dat effect. Iedereen herkent dit bizarre fenomeen. Een huurder heeft, laten we zeggen, dertig jaar lang trouw zijn huur betaald, in ruil voor even zo lang woongenot. Maar nu gaat hij ergens anders wonen. In bijna alle andere branches zou iemand, na dertig jaar trouwe klandizie hartelijk uitgezwaaid worden, met grote waardering voor de bijdrage die was geleverd aan het rendement van de leverancier. Maar toch niet bij woningbouwverenigingen. Daar krijgt zo iemand vrijwel altijd een vaak zeer strenge inspecteur op zijn dak.
Maar de tijden veranderen. En de woningbouwverenigingen zullen dus (moeten) volgen. Onlangs hoorde ik daarover een mooi, hoopvol verhaal. Er is er eentje, die trouwe klanten bij vertrek geen inspecteur stuurt, maar een mooie bos bloemen. Met daarbij de mededeling dat de huurder hartelijk dank wordt gezegd voor de tijd dat hij huurde. En dat men het vertrek natuurlijk zeer betreurt. En dat men er het volste vertrouwen in heeft, dat de huurder zijn woning achterlaat, zoals hem dat goeddunkt.
En wat blijkt? Huurders kunnen dat vertrouwen aan. Woningen worden keurig aangetroffen. Huurders zijn blij met deze opstelling en vertellen dit door. Nieuwe huurders nemen veelal zonder problemen van alles over, immers – ze krijgen achteraf geen “gedonder” met een lastige inspecteur. Kort en goed: wie zijn klant niet behandelt als een vijand, krijgt minder oorlog.
Natuurlijk waren de nu overbodige inspecteurs fors sceptisch, maar dat had vooral te maken met hun eigen werkgelegenheid. Dus, toen die veilig bleek… En ze leefden nog lang en gelukkig, in een wereld, waar makkers elkaar vertrouwen, tot voordeel van alle betrokken partijen. Mooie ontwikkeling, hè!